Dutch course Basic Dutch
By HelenK
Languages
Dutch
Level
Basic
Lessons
45
School
None
Intensive course for beginners using the textbook and exercise book "De Delftse Methode / Nederlands voor Buitenlanders". After this course you have reached level A2.
Teachers:

Hoe heet jij?   Hoe heet jij?   less
Uit welk land kom jij?   Uit welk land kom jij?   less
Ik leer Nederlands.   Ik leer Nederlands.   less
Wanneer heb ik les?   Wanneer heb ik les?   less
Handleiding.   Handleiding.   less
De klok.   De klok.   less
Boodschappen doen.   Boodschappen doen.   less
Eten en drinken.   Eten en drinken.   less
Met de bus of met de trein.   Met de bus of met de trein.   less
10. Lesson 10
Wanneer?   Wanneer?   less
11. Lesson 11
Op kamers.   Op kamers.   less
12. Lesson 12
Op de markt.   Op de markt.   less
13. Lesson 13
Naar de politie.   Naar de politie.   less
14. Lesson 14
Waar is....?   Waar is....?   less
15. Lesson 15
In het weekend.   In het weekend.   less
16. Lesson 16
Retourtje Rotterdam.   Retourtje Rotterdam.   less
17. Lesson 17
De dokter.   De dokter.   less
18. Lesson 18
Familie.   Familie.   less
19. Lesson 19
Het postkantoor.   Het postkantoor.   less
20. Lesson 20
Uitgaan.   Uitgaan.   less
21. Lesson 21
Een klein land.   Een klein land.   less
22. Lesson 22
Het huishouden.   Het huishouden.   less
23. Lesson 23
Gefeliciteerd.   Gefeliciteerd.   less
24. Lesson 24
In Nederland.   In Nederland.   less
25. Lesson 25
Een gezond lichaam.   Een gezond lichaam.   less
26. Lesson 26
Bent u getrouwd?   Bent u getrouwd?   less
27. Lesson 27
De toestand in de wereld.   De toestand in de wereld.   less
28. Lesson 28
TV.   TV.   less
29. Lesson 29
Ziekte.   Ziekte.   less
30. Lesson 30
School.   School.   less
31. Lesson 31
Bezoek.   Bezoek.   less
32. Lesson 32
Oom agent of 'de sterke arm'?   Oom agent of 'de sterke arm'?   less
33. Lesson 33
De bank.   De bank.   less
34. Lesson 34
Een eigen woning.   Een eigen woning.   less
35. Lesson 35
De kaart van Nederland.   De kaart van Nederland.   less
36. Lesson 36
Vrije tijd.   Vrije tijd.   less
37. Lesson 37
Een brief.   Een brief.   less
38. Lesson 38
De gemeente.   De gemeente.   less
39. Lesson 39
Een verzekering.   Een verzekering.   less
40. Lesson 40
Water.   Water.   less
41. Lesson 41
Een mooi systeem?   Een mooi systeem?   less
42. Lesson 42
De koningin.   De koningin.   less
43. Lesson 43
Aan het werk.   Aan het werk.   less
44. Lesson 44
De regering.   De regering.   less
45. Lesson 45
Veel succes!   Veel succes!   less

Pronunciation:
Reading and writing:
Speaking and listening:
Grammar:
Need help?